Krobiya’s en rowti’s in Sluis

De danteske waarschuwing ‘Laat alle hoop varen, gij die hier binnentreedt’ zou zaterdag 7 april 2018 niet misstaan hebben boven de ingang van het belfort van het Zeeuwse Sluis. Daar vond het eerste J.H. van Dale Dictee plaats.

Sluis 2018

Het beeld van Johan Hendrik van Dale in Sluis.

door Bert Jansen

Lasciate ogne speranza, voi ch’entrate’ ofwel ‘Laat alle hoop varen, gij die hier binnentreedt’, het opschrift dat de toegang tot de hel siert in Dante Alighieri’s Divina Commedia, zou zaterdag 7 april 2018 niet misstaan hebben boven de ingang van het belfort van het Zeeuwse Sluis; daar werd die middag namelijk het eerste Johan Hendrik van Dale Dictee gehouden en de auteur van het dictee was Johans provinciegenoot, de kathaarse Rein Leentfaar.

Op de terrasjes van Sluis miegelde het van de toeristen en het was verleidelijk te pogen daar ook een plaatsje te vinden, maar ik had mij nu eenmaal gecommitteerd aan het bezoek aan Reins feestje. Ondanks die concurrentie met de zonovergoten schabelletjes kon Rein toch nog 35 bezoekers verwelkomen, onder wie negen usual suspects, van wie zes uit Vlaanderen en drie uit Nederland. Er stapte ook nog een verdwaalde toerist het oudeeuwse raadhuis binnen, en wel met de intentie de toren te beklimmen, maar toen hem gevraagd werd of hij met het dictee mee wilde doen, keek hij verschrikt op en keerde hij schielijk op zijn schreden terug. Hij ontsnapte ternauwernood aan een veertiental bizarre zinnen.

Sluis 2018

Wim Eggermont trad op als Johan Hendrik van Dale, mét woordenboek.

Stand-in
Hoewel Johan Hendrik van Dale, onze betreurde held die zijn naam gaf aan het dictee, al vanaf 1872 de tuin op zijn buik heeft, was hij tóch aanwezig, en wel in de gedaante van Wim Eggermont, die voor de gelegenheid als zijn stand-in fungeerde. Het dictee werd voorgelezen door Marga Vermue, de burgemeester van Sluis. Zij had zich laten strikken de veertien onmogelijke zinnen voor te lezen. Niemand zal het haar dan ook euvel geduid hebben dat ze er af en toe haar tong over brak.
Welnu, na deze opmaat zijn we wel voorbereid op een paar zinnen en woorden die de zwervende Zeeuw uit zijn woordentas had opgediept.

Knock-out
De eerste zin was direct raak en betekende voor menig liefhebber een technisch knock-out: men ging weliswaar nog niet tegen het canvas – eeuwenoude plavuizen, in dit geval – maar was wel al dermate groggy dat men de volgende zinnen slechts enigszins afwezig aanhoorde. Hij luidde: ‘Beeld u eens in: u bent lexicograaf en u mag een dictionaire samenstellen: een statig in boxcalfs gebonden goud op snee boek.’ Het oog van de oplettende lezer zal hier direct blijven haken achter de eerste zinsnede: inderdaad, ‘zich inbeelden’ is een zogenaamd ‘verplicht wederkerend werkwoord’, wat impliceert dat het niet zonder het wederkerend voornaamwoord kan. De auteur had zijn faux pastje op de valreep ook al gezien, maar het laten staan opdat men zou zien dat ‘u’ hier níét het onderwerp van de zin is. Het bleek menigeen inderdaad te zijn ontgaan. Toch een leermoment dus …
Na de tweede zin zakte bij menigeen de moed volledig in de schoenen: ‘Voor u de kans om achterhaalde archaïsche woorden als ‘desniettegenstaande’ en ‘archeopteryx’, de jurassische vogelsoort, in de vergetelheid te doen geraken!’ Als ík lexicograaf was, zou ik dergelijke woorden echter opnemen om ze juist niet in de vergetelheid te doen geraken, maar dit terzijde. Daarna volgden er nog acht van dergelijke zinnen, met woorden als vélocipède, per pedes apostolorum, graue Eminenz, gillesdelatourettesyndroom en bechterew.

Even ingedut
De vier laatste zinnen waren voor de dicteetijgers, maar moesten ook door de liefhebbers geschreven worden om in geval van ex aequo’s de rangorde te kunnen bepalen. Een paar woorden uit het laatste blokje mogen in dit verslag niet ontbreken: krobiya, markusa, rowti, baithak gana, adhan, woedoe, dhuhr, fajr en maghrib. In de laatste zin ontwaarde ik een heuse ‘dubbelopper’: ‘In scherp contrast daarmee stonden de wiegendrukincunabelen’ – een typisch voorbeeld van Homerus die even was ingedut.

Ik weet het niet zeker, hoor, maar zou onze held zich op die zonnige aprilmiddag niet een paar keer in zijn graf hebben omgedraaid? Zou hij niet vermoeden naar Verweggistan te zijn gekatapulteerd?

Sluis 2018

Auteur Rein Leentfaar

Elementaire deeltjes
Dankzij taalwetenschapster (moet dat niet taalwetenschapper zijn?) Soeke Teenzuyt (zie het artikel van Rien Wisse, redacteur van De Spelt, op deze site) heeft Sluis, het embryonale stadium nog maar nauwelijks ontgroeid, al direct geschiedenis geschreven: er werden immers de lang gezochte dicteedeeltjes ontdekt! Die elementaire deeltjes – vooralsnog teenzuytdeeltjes genoemd – als en en waren in het Sluise dictee ruim voorhanden.

De meesten van de 35 schrijvers in het belfort bleken een paar maten te klein voor Reins verbale capriolen. Dat gold niet alleen voor de liefhebbers; ook doorgefourneerde Groene Boekjeadepten moesten in Sluis de witte vlag hijsen. De ongenaakbare lion du jour was Robert Joosen. Hij haalde de eindstreep met het onmogelijk geringe aantal van twee fouten! Wij kennen hem als de meest eerbare man van Vlaanderen en omstreken, maar bij anderen, die niet het geluk hebben regelmatig in zijn schaduw te mogen opereren, hem van haar noch pluim kennen, kan licht de gedachte postvatten dat de brave industrieel ingenieur in ruste een vernuftige device in zijn frontale kwab heeft laten implanteren waarmee hij ongezien door de Dikke kan bladeren. Hij en Herman Killens – die slechts acht fouten maakte – degradeerden namelijk het peloton tot zebedeussen. Christiane Adams wist, met 13 fouten, de afstand tot de koplopers nog enigszins te beperken, wat ook Felix Heymans (16 fouten) nog aardig lukte, maar meine Wenigkeit (19 fouten) al een stuk minder.

Sluis 2018

Matthias de Vries, geschilderd door J. H. Neuman

Vaderlandsch karakter
De absolute klasse van onze immer bescheiden en minzaam lachende Kalmthoutse vriend is in Sluis in beton gebeiteld. Zonder echter iets aan zijn jaloersmakende prestatie af te doen, zou ik graag de vraag opwerpen: moeten wij al die wonderlijke woorden ook opnemen in ons Nederlandse woordenboek? Is het toelatingsbeleid niet al te ruimhartig? Glad ijs natuurlijk, want hier komt ook de politiek om de hoek kijken.
Matthias de Vries (een van de auteurs van het Woordenboek der Nederlandsche Taal) noemde taal de ‘afspiegeling van ons vaderlandsch karakter, het merkteken van ons volksbestaan, band en pand onzer nationaliteit’. Nu weet ik wel dat dit een typisch negentiende-eeuwse opvatting is – en dat we de taalkundige luiken al lang geleden naar de wereld hebben opengezet –, maar de vraag blijft nochtans knellen.

Niemand die mij ook maar even kent, zal mij van taalpurisme beschuldigen, maar naar mijn mening dienen woorden, alvorens opgenomen te worden in het woordenboek, enigszins geworteld te zijn in ons taalgebruik. Ik vraag mij in gemoede af of dat met woorden als krobiya (een vis), rowti (een vogeltje), dhuhr en fajr (gebeden waarnaar God niet, maar Allah wél schijnt te luisteren) wel het geval is. Zoals ik mij ook afvraag via welk transliteratiesysteem de Arabische woorden zijn omgezet naar ons Latijnse alfabet. Hoe komen we aan die bizarre spellingen? Die zijn toch volledig losgezongen van de uitspraak? En een van de eisen die aan een transliteratie worden gesteld is toch dat een woord als vanzelf correct wordt uitgesproken?

En nu maar hopen dat deze nabrander niet uitgelegd wordt als de kritiek van een slechte verliezer. En, o ja, Sluis verdient een Tweede Johan Hendrik van Dale Dictee!

8 reacties

  1. Prachtig verslag, Bert. En wanhoop niet, ik heb het beloofd: volgend jaar wordt het véél gemakkelijker …

  2. Op de dag van het Eerste J.H. van Dale Dictee beleefde ik elders de prijsuitreiking van een andere hobby. Daarom moest ik Sluis laten passeren. Maar ik verkeer -na Berts exposé- nu toch in hevige twijfel, of ik mij wel moet bekeren tot het Tweede J.H. van Dale Dictee….
    Enne…ook voor mij hoeft niet ieder onschrijfbaar woord in de VD te verschijnen.

  3. Bert Jansen schrijft benijdenswaardige (dictee)verslagen, maar zijn analyse van ‘Beeld u eens in: …’ lijkt me niet helemaal juist.

    In die zin staat wel degelijk een wederkerend voornaamwoord, namelijk ‘u’. Soms zijn ‘zich’ en ‘u’ allebei mogelijk als wederkerend voornaamwoord, maar in de gebiedende wijs is alleen ‘u’ mogelijk, zie http://taaladvies.net/taal/advies/vraag/1240.
    Wie toch nog twijfelt, raadplege https://onzetaal.nl/taaladvies/meld-u-aan/. Daar worden de zinnen ‘Beeld u nu niet meteen het ergste in!’ (gebiedende wijs) en ‘Beeldt u zich nu niet meteen het ergste in!’ (geen gebiedende wijs) uitdrukkelijk met elkaar vergeleken. En ik lees nergens dat de eerste van beide zinnen ongrammaticaal is.

  4. Bert, mooi verslag. En niet alleen verslaan, maar ook op een gezonde manier dingen in vraag stellen. Je suis fière de toi!

    Jan, ik denk dat jij gelijk hebt wat betreft ‘meld u aan’. Ik zie er ook helemaal geen graten in. Hier is ‘u’ het wederkerend voornaamwoord. Wel denk ik dat een Nederlander eerder zegt ‘meld u zich aan’ en een Vlaming ‘meld u aan’ (gebiedende wijs hé). Daarom bleef Berts oog haken, vermoed ik.

    Rein, houd de drempel laag genoeg hé. Ook bij de liefhebbers. Dan wil zelfs ík erover nadenken om volgend jaar een poging te doen om de hoofdvogel af te schieten in Sluis. Het moet heel moeilijk zijn voor jou om een dictee te schrijven en de moeilijkheidsgraad in te schatten, maar ik wil niet buitenwandelen en me linea recta naar het diepste en verste hol ter wereld haasten om erin te kruipen en er nooit meer uit te komen.
    Grapje Rein; ik kom naar Sluis volgend jaar!

  5. Je staat genoteerd, en de krant heeft altijd gelijk: het wordt volgend jaar véél gemakkelijker. Hierboven wel: meldt u zich aan …

  6. Leuk te lezen dat je mijn bijdragen aan deze site ‘benijdenswaardig’ noemt, Jan. Zo’n compliment uit jouw mond doet deugd! Terecht kapittel je mij over het feit dat ik mijn staf brak over Reins constructie ‘Beeld u eens in …’, want dat was inderdaad onterecht. Overigens heb ik níét ontkend dat er een wederkerend voornaamwoord in die zinsnede stond. Ik schreef juist dat een verplicht wederkerend werkwoord níét zonder wederkerend voornaamwoord kan. En dat ‘u’ in de gewraakte zin níét het onderwerp was! ‘U’ in ‘beeldt u zich eens in’ is natuurlijk wél het onderwerp. Overigens hangt het van de geraadpleegde grammatica af of je die laatste zinsnede al dan niet als ‘gebiedende wijs’ kwalificeert. Onze Taal spreekt in dat geval liever van een ‘aansporing’.