Kees van Kooten verslikt zich in Groot Dictee

In de 24e editie van het Groot Dictee der Nederlandse Taal, uitgezonden op 18 december 2013, introduceerde de auteur een noviteit. Dat bleek geen gelukkige inval.

Auteur Kees van Kooten

Przewalskipaardjes

De titel van het Groot Dictee refereerde aan de traditie: een przewalskipaardenmiddel

door Jeroen van Heemskerck Düker
en Bert Jansen

In 1999 won Kees van Kooten de Groenman-taalprijs. Hij bevindt zich daarmee in goed gezelschap; ook drs. P, Ivo de Wijs, Freek de Jonge en Paul van Vliet mochten ooit deze prestigieuze prijs in ontvangst nemen. Aan zijn taalvaardigheid kan dan ook niet getwijfeld worden; met zijn wens te sleutelen aan de mooie traditie die het Groot Dictee der Nederlandse Taal was, heeft hij zich echter vergaloppeerd.

In de 24e editie van het Groot Dictee, uitgezonden op 18 december 2013, introduceerde de auteur een noviteit: vanaf de vierde alinea moesten de deelnemers ook alle ‘foute’ grammaticale constructies onderstrepen. Dat leidde al in de uitzending tot gemor, om maar te zwijgen van de stortvloed aan bozige reacties via de diverse media, direct na het dictee. In de zaal bleek tijdens de bekendmaking van de uitslag hoe groot de schade was: winnaar Dirk Bosmans ging ervandoor met de hoofdprijs, ondanks zijn dertien fouten. De Nederlandse grafisch ontwerpster Joke Beltman had evenveel fouten, maar het aantal echte spelfouten gaf de doorslag.

Zelfs befaamde dicteetijgers die elders in het land meeschreven bleven amper onder dat aantal. En met een gemiddelde van 27 fouten per deelnemer in het Eerste Kamergebouw – de prominenten schreven er gemiddeld 35 –  kunnen we dit chaotische dictee allerminst een goed experiment noemen.

Atheïst in de kerk
Van Kooten is een man van de taal. Met een gereglementeerde uniforme spelling heeft hij niets op, zo kon men voorafgaand aan het Groot Dictee uit zijn mond optekenen. Zo iemand vragen een dictee te schrijven, is zoiets als een atheïst vragen voor te gaan in een kerkdienst. Dat leidt tot problemen. Die bleven dan ook niet uit: waar het de spelling betreft, bleek Van Kooten zich te scharen onder de meest rekkelijken, waar het de taal betreft, ontpopte hij zich als een scherprechter pur sang. De dicteeschrijvers waren dit jaar dan ook overgeleverd aan zijn willekeur. Enkele voorbeelden.

Zo moest waarmee (zin 4) als fout worden aangestreept, terwijl in de gesproken taal dit voornaamwoordelijk bijwoord algemeen gebruikt wordt, zowel voor zaken als personen. De tendens ‘waarmee’ promiscue te gebruiken, is al vele decennia geleden ingezet en onomkeerbaar. In informele taal hecht de Algemene Nederlandse Spraakkunst óók zijn zegel aan deze vorm in schriftelijk taalgebruik. Het getuigt van donquichotterie zich hiertegen te verzetten.
Ons inziens (zin 6) kon ook niet op genade rekenen, maar staat zonder meer als variant in Van Dale, dat toch het keurmerk van de Taalunie gekregen heeft. Waarom denkt schoolfrik Van Kooten het dan beter te weten en het rode potlood te moeten hanteren?

Begeestering
Ook over overnieuw werd de banvloek uitgesproken, terwijl het toch in menig woordenboek én in het Groene Boekje zonder markering is opgenomen. Begeestering (zin 5) daarentegen moest niet onderstreept worden als taalfout, terwijl dit woord in de twaalfde druk van Van Dale nog met het waarschuwende label ‘germ.’ (germanisme) gesierd werd.

Van Kooten zei eerder tegen de spelling sjofeur geen bezwaar te hebben, met als argument: je weet immers wat er bedoeld wordt. Welnu, als dát het criterium is, waarom breekt hij dan zijn staf over waarmee, ons inziens en overnieuw?

Rommelig
Niet alleen de toevoeging van het grammaticale aspect lag ten grondslag aan het algemeen gevoelde onbehagen. Ook de overvloed aan weinig gangbare woorden bleek een bron van teleurstelling. Hoewel in veel dictees de toevoeging van uitdrukkingen als anno hodie, vaktermen als polysyndetons en neologismen als vurrukkulluk bijdragen aan een leuke, pittige tekst, was Van Kooten te ver doorgeschoten. Het werd een rommelig geheel waar amper een touw aan vast te knopen viel.
De prestaties van de prominenten mogen in dat licht verbazingwekkend goed genoemd worden. Maud Vanhauwaert uit Vlaanderen liet met 21 fouten – waarvan veertien spelfouten – nét de Nederlandse hoogleraar Paul Schnabel achter zich. De Vlaamse journaliste Ann De Bie (22 fout) mocht zich derde noemen.

Toetsing
Taal is oneindig veel interessanter dan spelling, maar terwijl spelling voor 99 procent gecodificeerd is, is dat met taal niet het geval. Daarom leent een dictee zich zo goed voor toetsing. Van Kootens contaminatie van taal en spelling is dan ook een ongelukkig experiment gebleken dat geen navolging verdient.

9 reacties

  1. Volgend jaar nog een paar cryptogrammen en een rebus erbij ? En wat spreekwoorden aanvullen ? Jongens, dit is een taalquiz in plaats van een dictee. Ik schreef ‘voorkeurSspelling’ (zoals voorgelezen door Freriks) en markeerde het woord vervolgens als taalfout. Resultaat : 2 fouten … Tja.

    PS : mijn spellingfouten : groot dictee (2 fouten), babels (1), wiewouden (2), Tante Betje (1), aanhalingstekens vergeten (2 fouten !), ‘een’ in plaats van ‘de’ (1). En hoera : eenmijndeermij (4 fouten !)

  2. Lijkt mij een uitstekende score, Herman, vooral gezien de vergeeflijke fouten. Ik had tweemaal een k in criticaster (2), verdiage in plaats van verbiage (1, kende ik niet), ons inziens (1, niet onderstreept, en daar sta ik nog steeds achter), een van het (1, niet gezien), vurrukkelluk (1, dubbel l gemist) en Babels, (1) met een kleine letter. Voorkeursspelling had ik ook (op het laatst verschlimmbessert aan de hand van Philips uitspraak), maar dat blijkt door de jury door de vingers gezien: hij had dat niet mogen doen.

  3. Opmerking voor Bert: het keurmerk slaat alleen op de lemmata, niet op wat er sub lemma staat!

  4. Ik zou graag de volgende zaken inbrengen: 1) koffiegedronken aaneen, 2) Volgens mij moet ‘groot dictee’ ook goed gerekend worden, 3) Waarom alleen zin 4 t/m 8? Raar, pak dan ook zin 1 en zin 3 met elk 1 stijlfout mee, 4) Volgens VD zijn ‘zo zeer’ en ‘zozeer’ synoniemen, 5) ‘zodan’ bestaat natuurlijk niet; ik schreef dus ‘zo dan’ en onderstreepte dat wel, mag men dat fout rekenen?, 6) Het aangehaalde spreekwoord staat niet in VD; trouwens, kijk wel in VD bij de betekenissen: ‘verre van’ kan m.i. nooit voor een plaatsnaam staan …

  5. We moeten intussen niet vergeten dat Van Kootens dictee door menigeen wel degelijk positief beoordeeld wordt. De redactie van Dictees.nl ontving bijvoorbeeld deze reactie van een bekwame expert:
    ‘[…] Ik vind dat de nieuwe aanpak van Van Kooten volgend jaar zeker een tweede kans verdient. Ik heb in elk geval een en ander bijgeleerd, wat ik meestal niet kan zeggen van de moeilijke dictees in Deventer, Terneuzen enz. En afgezien van de rest van het dictee: die eerste paragraaf – ik ben ook in de val gelopen … – zat toch ingenieus in elkaar. Alles klopte als een bus. Wat is hij toch inventief, die Van Kooten! En de fouten die Kees in zijn tekst stopte, waren bedoeld als knipoog en refereerden aan het thema. Ik vind dat men daar geen kritiek moet op geven.

    Ook wat germanismen, gallicismen e.d. betreft: vroeger golden die als echte fouten, maar, omdat de taal voortdurend evolueert, worden ook sommige germanismen intussen geaccepteerd en zijn in het Standaarnederlands ‘ingeburgerd’. Het grootste pijnpunt was – zeker voor mij -, dat het dictee te snel werd voorgelezen. Ik had geen tijd om te context te kunnen begrijpen. Jammer ook van slordigheidjes, bv. ‘voorkeurs(s)pelling’, dat een keer met en een keer zonder s werd voorgelezen. Ja, beoordeel dan maar of je dit al of niet als fout moet aanduiden. Ik had ook moeite met die ‘verre van’, wat ‘helemaal niet ‘ betekent, in de laatste zin.’

    Dezelfde briefschrijver relativeert mijn bewering dat de deelnemers zo’n hoog foutengemiddelde scoorden: ‘ Ik heb het even nagekeken: bij 14 edities op de 24 lag het gemiddelde foutenaantal hoger! Zoals ook in de kranten stond, is er in Den Haag dus zeker niet slecht geschreven.’ Waarvan akte!